Vuursteen kling waarschijnlijk

gebruikt als mes.

Laat paleolithicum.

 

Het einde van de laatste ijstijd (Weichselien) verliep met horten en stoten.

Warme perioden wisselden af met plotselinge kou-invallen. Ca. 14.500 jaar

geleden verschijnen gedurende een paar honderd jaar voor het eerst sinds

lange tijd weer groepen mensen in onze omgeving. Deze tijd noemt men

het Laat-Paleolithicum (18.000 tot 8800 v.Chr.). Het waren nomadische

groepen zonder vaste woon- of verblijfplaats, die bekend staan als rendier-

jagers. Met enkele onderbrekingen trokken steeds opnieuw groepen rendier-

jagers door Noord-Nederland. Men onderscheidt deze nomadische groepen

van elkaar door de verschillen in hun werktuigtradities.

 

 

Rendierjagers

Geromantiseerde weergave van rendierjagers aan het einde van de laatste ijstijd.

 

 

Rond 11.600 jaar geleden werd het definitief warmer. Hiermee eindigde

de laatste ijstijd (Weichselien). Opnieuw verschenen er samen met

rendierkudden groepen mensen in ons land. Ook in Duitsland was dat

het geval. In de jaren 1933 – 1936 werden bij Ahrendsburg, oostelijk

van Hamburg, goed bewaard gebleven overblijfselen van kampementen

van deze cultuur (Ahrendsburg-traditie) opgegraven. Doordat het klimaat

geleidelijk warmer werd verdwenen de rendieren uit ons land en daarmee

ook de rendierjagers.

 

Het landschap waarin de rendierjagers leefden moet een uitgestrekte

steppe-toendra zijn geweest waarin grote rendierkudden rondtrokken.

De jagers volgden de trekbewegingen van de dieren. Vermoedelijk zijn

de opgegraven kampementen bij Hamburg te beschouwen als

zomerverblijven. In het koude jaargetijde trok men meer (zuid)westwaarts

o.m. naar ons land, waar het klimaat iets milder was. Vondsten van de

rendierjagerstradities in ons land beperken zich hoofdzakelijk tot Drenthe

en Friesland.

 

Hoewel er van deze eerste jagersvolken behalve vuurstenen werktuigen

in ons land weinig is teruggevonden, is het aannemelijk dat zij goed

uitgerust waren om zich in het koude klimaat te handhaven. Hun

onderkomens waren vermoedelijk tenten, gemaakt van een skelet van

berkentakken die bekleed werd met rendierhuiden. Ook valt niet uit

te sluiten dat men destijds, als het zo uitkwam, net als eskimo’s van

sneeuwblokken iglo’s bouwde. Men kleedde zich met geprepareerde

dierhuiden en fabriceerde van vuursteen, botten en pezen allerlei

werktuigen.

 

Het is niet aan te nemen dat de rondtrekkende rendierjagers grote

hoeveelheden vuursteen met zich meesleepten. De technieken die men

hanteerde maakte het mogelijk om geschikte stukken vuursteen voor te

bewerken. Deze bewerkte kernen nam men waarschijnlijk met zich mee.

Had men een werktuig nodig dan sloeg men van de kern een of meer

stukken, ook wel klingen genoemd, af. Nabewerking (retoucheren) van

de afgespleten klingen leverde al naar gelang de behoefte werktuigen

op als mesjes, boortjes, stekers, schrabbers e.d.

 

De noodzaak om op hun trektochten veel reserve vuursteenmateriaal

mee te nemen was niet groot omdat men in het boomloze toendra

landschap op talrijke plaatsen nog vrij gemakkelijk aan geschikte

vuursteen kon komen. Men kon de stenen gewoon van de grond oprapen.

 

 

Steelspits_Hamburg Steker_of_boortje_Hamburg Boortje_Hamburg Vuursteenkling_als_mes_gebruikt_Federmesser Pijlpunt_Federmesser
Kerfspits, Hamburg-traditie Boortje of priem, Hamburg-traditie Steker, Hamburg-traditie Vuursteenkling (mesje), Federmesser-tradtitie Pijlpunt geschacht met berkenteer, Federmesser-traditie

 

 

Naast werktuigen van vuursteen zijn bij opgravingen van kampementen

van deze rendierjagers op een aantal plaatsen ook platte zandstenen

gevonden. Het zijn veelal splijtstukken van grotere zwerfstenen van

zandsteen. De steenplaten tonen duidelijke aanwijzingen van blootstelling

aan open vuur. De platte stukken steen zouden gebruikt kunnen zijn als

een zeer vroege vorm van het moderne steengrillen, dus om stukken

vlees te garen. Dit mogelijke gebruik is in een experimenteel archeologisch

onderzoek een paar jaren geleden aannemelijk gemaakt.

 

Behalve het gebruik als primitieve steengrill is het niet uitgesloten dat

men de zandstenen ook gebruikte om het kampvuur binnen de perken

te houden. Rendierjagers zullen niet uitsluitend in de buitenlucht kampvuren

hebben gehad. Aannemelijk is dat zij ook in hun tenten vuurtjes zullen

hebben gestookt. Het beperkt houden van zo'n kampvuur was dan van groot

belang. In ieder geval vertonen de platte stukken zandsteen duidelijke

brandsporen.